Het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) publiceerde 18 oktober een rapport over de haalbaarheid van de bouwplannen van minister Hugo de Jonge. Daarin wordt onder meer de suggestie gewekt dat de bouw van flexwoningen die van reguliere woningen zou vertragen of verhinderen. In de presentatie van het rapport doet EIB directeur Taco van Hoek er bij WNL nog een schep bovenop en laat deze omroep optekenen dat tijdelijke woningen de reguliere plannen “kannibaliseren”.
Omdat EIB deels gebruik heeft gemaakt van gegevens van het Expertisecentrum Flexwonen, hebben we hen om opheldering gevraagd. Uit de gegevens die wij EIB ter beschikking hebben gesteld is namelijk niet af te leiden dat voor flexwonen gebruikte locaties ook geschikt zouden zijn voor permanente woningbouw. In de meeste gevallen sluiten de bestemmingsplannen woningbouw daar uit. Over welke aanvullende informatie beschikte het EIB dan om te zeggen dat het er wel kan?
Géén, zo blijkt! De reactie luidde:
“We maken in het rapport een onderscheid tussen locaties die geschikt zijn voor woningbouw of niet. Daarbij gaat het dus niet om het bestemmingsplan, maar om de kwaliteiten van de locatie. In de tekst omschrijven we het onderscheid op de volgende manier: “Ruim driekwart van de tijdelijke woningen is gerealiseerd op locaties die geschikt zijn voor reguliere woningbouw. Dit zijn locaties die vaak in of vlak naast binnenstedelijke gebieden liggen, zoals bijvoorbeeld parkeerterreinen, groene stroken, grasvelden of braakliggende gronden.”
Daar staat dus gewoon dat het EIB het beter denkt te weten dan al die gemeenten die op basis van gedetailleerde lokale kennis en toekomstplannen een bestemmingsplan hebben vastgesteld. En die vervolgens gebruik maken van tijdelijke mogelijkheden voor al die mensen die met spoed een dak boven hun hoofd zoeken.
OK, dat kun je denken als EIB. Maar dan weten wij wel wat we met dit rapport moeten doen…