Samenvattend verslag AO huisvesting EU-arbeidsmigranten, 6 maart 2013

Aanwezigen: Minister Blok voor W&R, de heer Monasch (PVDA), de heer Knops (CDA), mevrouw Visser (VVD), de heer Van Klaveren (PVV), de heer Jansen (SP), de heer Weyenberg (D66).

Hoofdlijnen inbreng Tweede Kamer

  • Overwegend is men het eens met een regierol van de minister, maar dat er nog te weinig inzet is van de partijen in de regio’s. Partijen (SP, PVV, VVD) vragen zich af of de minister wel effectief kan zijn als hij geen sancties kan opleggen. Er wordt groot belang gehecht aan de concrete voortgang in de regio’s zoals deze in juni verwacht wordt
  • Werkgevers wordt een grote verantwoordelijkheid toegekend voor het regelen van kortdurende huisvesting; de corporaties komen meer in beeld bij midstay en reguliere bewoning
  • Zorg over de komst van Roemenen en Bulgaren per 1 januari 2014
  • Het belang van de komst van het RNI wordt benadrukt
  • CDA: complimenteert de minister met diens ‘oorlogszuchtige’ rol richting huisjesmelkers; hecht belang aan concrete voortgang in de regio’s en benadrukt het belang van registratie (RNI).
  • SP vraagt aandacht voor een krachtige aanpak van huisjesmelkers met sancties .
  • VVD: aandacht voor harde aanpak overlast; groot verschil bij voortgang in regio’s; belang RNI en ook aandacht gevraagd voor migranten die hier al zijn en die ten onrechte niet in GBA staan ingeschreven  en uitschrijving uit het GBA als men terugkeert naar land herkomst;
  • D66 ziet graag meer inzicht in exacte aanpak en voortgang in regio’s , wil meer actie ook rond cao’s en RNI
  • PVDA: kritisch over voortgang in regio’s, meer duidelijkheid over taakverdeling werkgevers en corporaties
  • PVV: waarschuwt voor negatieve ontwikkelingen door de komst van arbeidsmigranten uit Roemenië en Bulgarije; is tegen het creëren van goede huisvesting, want dat trekt volgens hem alleen maar meer migranten aan.

Reactie minister:

  • De minister noemt zijn eigen rol helder: hij heeft de regierol maar de (rijks)overheid is niet verantwoordelijk voor de huisvesting. Deze verantwoordelijkheid voor de huisvesting is eigen verantwoordelijkheid van de burger, dus ook van de arbeidsmigrant. Hij verwacht hierbij wel voor iedereen een gelijke behandeling, er mag bv geen sprake zijn van uitbuiting. Werkgevers zijn moreel verantwoordelijk voor huisvesting, hier is ook vaak sprake van eigen belang. Het is geen wettelijke plicht.
  • Door een gebrek aan tijdelijke huisvesting is er nu sprake van overlast tgv huisjesmelkerij. Om die overlast aan te pakken moeten gemeenten handhaven, maar moeten partijen ook een alternatief bieden dat wel aan wet- en regelgeving voldoet.
  • Minister zit aan tafel met de partijen (regio’s en landelijke koepels) en spreekt hen aan op het nemen van hun verantwoordelijkheid. Hierin ligt de aanjagende en coördinerende rol van de minister. Ook de druk van de TK helpt hem om de partijen in beweging te krijgen. Daarnaast helpt hij met kennis(uitwisseling) en tegelijk achter de broek zitten.
  • Geen voorrangsbeleid voor migrantenhuisvesting bij toewijzing van de reguliere woningvoorraad.
  • De minister geeft aan dat de wijziging van de Woningwet vandaag in consultatie is gegaan, met daarin het instrument van bestuurlijke boete en de mogelijkheid van een verhuurverbod
  • De bal voor een spoedige invoering van het RNI ligt bij de TK: daar moet het wetsvoorstel brp nog worden behandeld.

Toezeggingen

  • Schriftelijke reactie in hoeverre de CBS-cijfers juist en bruikbaar zijn voor grensregio’s
  • Rapportage over de concrete afspraken in de regio’s na het Bestuurlijk Overleg in juni
  • De minister van BZK zal schriftelijk reageren op de registratie van mensen die ten onrechte niet geregistreerd staan.
Datum:
Dossier:
Onderwerp:
Arbeidsmigratie, Beleid